Over het onderzoek

Hendrikje van Andel-Schipper stierf op 115-jarige leeftijd zonder dat ze ooit verschijnselen van dementie vertoonde. Haar moeder werd 100 jaar en ook zij was tot het eind zeer helder. Zo zien we vaker dat ouderdom zonder dementie voorkomt binnen families. Hoe komt het dat sommige mensen op hun 70e symptomen krijgen van dementie terwijl anderen volledig helder de honderd halen? Zijn deze mensen misschien genetisch beschermd tegen dementie? Kunnen we hiervan leren hoe we anderen ook tegen de ontwikkeling van dementie kunnen beschermen?

Om deze vragen te beantwoorden is het 100-plus Onderzoek opgezet vanuit een samenwerking tussen Alzheimercentrum Amsterdam en de afdeling Klinische Genetica van het Amsterdam UMC. We verzamelen het erfelijk materiaal van gezonde 100-plussers zonder dementie. Om zo veel mogelijk te weten te komen over de bijzondere eigenschappen van dit erfelijk materiaal wordt het DNA van deze bijzondere mensen in zijn geheel in kaart gebracht en met elkaar vergeleken. Dit vereist nieuwe geavanceerde DNA- analyse technieken die niet standaard worden gebruikt. In samenwerking met de TU Delft worden hier speciale software pakketten voor ontwikkeld.

Als we eenmaal aanwijzingen hebben welke erfelijke factoren beschermen tegen dementie willen we onderzoeken op welke manieren deze factoren zich anders gedragen in mensen die wel dementie ontwikkelen. Uiteindelijk willen we bepalen hoe deze factoren/mechanismen naar het gunstige effect kunnen leiden in de hersenen van mensen die geen dementie ontwikkelen. Deze kennis zou uiteindelijk weer kunnen leiden tot behandeling van patiënten met dementie.

Hoe werkt ons erfelijk materiaal?

Het menselijk erfelijk materiaal bestaat uit vele kleine moleculen die als een kralenketting aan elkaar geregen zijn. Deze kralenketting noemen we het “DNA”. Ieder van die kleine moleculen draagt bij aan de informatie over hoe de organen moeten functioneren, maar ook over bijvoorbeeld hoe de neus of de mond gevormd moeten worden.

De kralen in de DNA-ketting zijn vergelijkbaar met de letters in een boek die gezamenlijk een verhaal vormen over hoe het lichaam werkt waarbij de afzonderlijke woorden uit het verhaal ieder een beetje informatie in zich dragen. Deze woorden noemen we de “genen”.

Er is ontzettend veel informatie nodig om een menselijk lichaam te doen functioneren. Het menselijke DNA is dan ook heel complex: iedereen krijgt 3 miljard letters van de vader en 3 miljard letters van de moeder. Erfelijke eigenschappen zoals de specifieke mond- of neusvorm worden veroorzaakt door specifieke variaties van de letters in het DNA-boek. De vorm van uw neus kan heel erg op de neus van een van uw ouders lijken; u heeft immers de letters die de neusvorm beschrijven van uw ouders gekregen! Zo zijn er ook specifieke variaties in het DNA-boek afkomstig van uw ouders die invloed hebben op het risico voor het ontwikkelen van sommige ziektes. Deze variaties noemen we “genetische varianten”.

Hoe onderzoeken we het erfelijk materiaal?

Om zo veel mogelijk te weten te komen over de bijzondere eigenschappen van het erfelijk materiaal van 100-plussers zonder dementie brengen wij het DNA van deze bijzondere groep mensen in zijn geheel in kaart en vergelijken we de gegevens onderling. Zo kunnen we varianten opsporen. Dit proces gaat als volgt:

  • We isoleren het DNA uit de bloedcellen: door bloed te prikken hebben we toegang tot het erfelijk materiaal.
  • Een machine leest het volledige DNA letter voor letter af. Het uiteindelijke DNA-boek wordt opgeslagen in een grote computer.
  • We vergelijken het DNA van mensen die oud zijn geworden zonder dementie met het DNA van mensen die wel dement zijn geworden. Zo hopen we genetische varianten op te sporen die beschermend zijn. Hiervoor gebruiken we computerprogramma’s die in staat zijn genetische varianten te vinden die WEL in alle gezonde ouderen voorkomen maar NIET in de mensen die dementie krijgen.
  • Als we genetische varianten gevonden hebben, onderzoeken we in welke woorden deze voorkomen. Om dit te achterhalen bekijken we welke woorden afgelezen worden in de hersencellen: genetische varianten in deze woorden zijn voor ons interessant.

Om te begrijpen wat er mis gaat in de hersenen bij dementie is het heel belangrijk dat we te weten komen wat de samenstelling van de woorden moet zijn om ervoor te zorgen dat het niet misgaat. Deze samenstelling hopen we te vinden in het erfelijke materiaal en in de hersenen van 100-plussers zonder dementie.

Kijken in het hersenweefsel

Wanneer we weten welke erfelijke factoren van gezonde 100-plussers anders zijn dan die van dementiepatiënten, willen we vervolgens ook weten hoe deze erfelijke elementen in gezonde 100-plussers anders functioneren dan in dementiepatiënten. Daarvoor moeten we het hersenweefsel onderzoeken. Hiervoor willen wij de neuropathologie van 100-plussers zeer uitgebreid in kaart brengen en vergelijken met de neuropathologie van dementiepatiënten. 

Hoe lang loopt het onderzoek?

Al met al is het 100-plus Onderzoek heel uitgebreid. Er zijn veel mensen bij betrokken en het zal lang duren voordat we antwoorden op onze vragen hebben. Voor het onderzoek zijn we op zoek naar in ieder geval 500 honderdplussers. Zodra er 500 honderdplussers deelnemen, is het bestuderen van alle verzamelde gegevens al in volle gang. Hoe lang dat zal duren is verschillend voor iedere vraagstelling. We vermoeden dat we nog vele jaren nodig hebben om alle gegevens op de juiste wijze te interpreteren. Onze onderzoeksresultaten zullen we kenbaar maken in de media en als publicaties in wetenschappelijke tijdschriften. Zie hieronder bij het kopje publicaties.

Vervolgstudie

Zodra we weten welke moleculaire mechanismen ervoor zorgen dat de hersenen gezond blijven, kunnen we medicijnen ontwikkelen die het effect hiervan nabootsen. De ontwikkeling van zo’n medicijn is een vervolgstudie, los van het huidige 100-plus Onderzoek, uitgevoerd door mensen die verstand hebben van de werking van verschillende medicijnen op de hersenen.